Facebook volgt het voorbeeld van de tabaksindustrie

In de maand september van dit jaar wijdde the Wall Street Journal enkele opmerkelijke en kritische artikelen aan het doen en laten van Facebook. Achteraf zou blijken dat Frances Haugen de zakenkrant van de nodige documenten en data had voorzien. 

Tienermeisjes

Uit één van de artikelen bleek dat Facebook op basis van eigen intern onderzoek wist of had kunnen weten dat platforms als Instagram nadelige invloed kunnen uitoefenen op het geestelijk welzijn van tieners en tienermeisjes in het bijzonder. Het gaat dan om zaken als gevoelens van angst en depressie. Gedachten over zelfmoord en om onvrede met het eigen lichaam.

Toen de zakenkrant deze artikelen publiceerde, kwam Facebook uiteraard onmiddellijk in het geweer. Het bedrijf claimde dat de data uit hun context waren getrokken, dat het verhaal zodoende subjectief was en dat er zodoende niets te verwijten viel. Facebook publiceerde daarop de eigen versie van de gelekte slides naar the Wall Street Journal om het verweer meer context te geven. Uit de aantekeningen valt op te maken dat de data zijn gebaseerd op subjectieve waarnemingen van de deelnemers. Het onderzoek was per se niet bedoeld om positieve of negatieve effecten van het bezoeken van Instagram in kaart te brengen.

Kwalitatief onderzoek

Volgens de woordvoerders van Facebook ging het hier ook om een kwalitatief onderzoek. Het zou louter gaan om subjectieve informatie op basis van vragenlijsten en gesprekken met gebruikers van Instagram. Het onderzoek zou niet bedoeld zijn om op baisis van data te kunnen bepalen hoe vaak gebruikers gevoelens van depressie ervoeren of problemen kregen met het eigen lichaam. Natuurlijk brachten sommige gebruikers dit soort zaken ter tafel, maar volgens Facebook was dit te sporadisch om een duidelijk verband te kunnen constateren tussen de geestelijke gezondheid van tienermeisjes en hun gebruik van Instagram. Het onderzoek heette vooral bedoeld te zijn om zicht te krijgen op de vraag hoe gebruikers de producten van Instagram ervaren.

Externe experts, zoals Melissa Hunt van de universiteit van Pennsylvanie en Kaveri Subrahmanyam, doen enigszins schouderophalend over het verweer van Facebook. Ze erkennen dat veel sociologisch onderzoek naar de relatie geestelijk welzijn en sociale media tamelijk adhoc van karakter is. Vragen hoe je je af en toe voelt, levert weinig substantiele en blijvende informatie op.

In die zin is het verweer van Facebook niet onwaar. Op basis van de data van het bedrijf zelf, kun je geen zwaarwegende conclusies trekken. Echter, het onderzoek van het bedrijf staat feitelijk niet op zichzelf. Er is al een veelheid van serieuze onderzoeken door externe onderzoekers beschikbaar, ook voor Facebook. Een goed onderzoeker koppelt de eigen data aan de bevindingen van derde partijen die al wel serieus studie hebben gemaakt van de invoed van sociale media op de geestelijke gezondheid van de gebruiker.


Als keer op keer dezelfde conclusies uit die onderzoeken getrokken kunnen worden, had Facebook op zijn minst serieuzer kunnen kijken naar de eigen bevindingen. Dan hadden onderzoekers binnen het bedrijf kunnen concluderen dat de uitkomsten van hun onderzoeken op zijn minst lijken op de uitkomsten van ander serieus onderzoek. Dat had op zijn minst enkele alarmbellen moeten laten afgaan. Dat is niet gebeurd en dat alleen al is zorgwekkend. Temeer, omdat uit de documenten van Frances Haugen blijkt, dat er binnen het bedrijf al veel bekend was over de mogelijke impact van zijn platformen op de gebruikers ervan. Het was al bekend bij Facebook dat een verandering in het gebruik van algoritmes de toon van de gesprekken aggressiever maakte, meer gericht sensationeel getoonzet. Van daar is het geen bijzonder grote stap meer naar extreme uitingen.

De kennis  over de mogelijke negateve gevolgen van het gebruik van platforms, is zeer waarschijnlijk ook nu al aanwezig bij de onderneming. Al in 2012 constateerde Facebook in samenwerking  met Cornell University dat het goed mogelijk was om de gemoedstoestand van de gebruiker te manipuleren door de inhoud van de newsfeeds te veranderen. Toen de resultaten van het onderzoek in 2014 gepubliceerd werden, bleken de onderzoekers de gebruiker niet om toestemming gevraagd te hebben. Dat was niet comme il faut, maar toch ook weer niet illegaal. De publicatie maakte echter ook duidelijk hoe eenvoudig het is voor een bedrijf als Facebook om bergen data van en over zijn gebruikers te verzamelen.

Big Tobacco

De verdediging en het handelen van Facebook doet denken aan de handelwijze en verdediging van Big Tobacco alweer enkele decennia geleden. Zowel Facebook/sociale media hebben er baat bij mogelijke negatieve uitkomsten te minimaliseren. Beiden hebben er baat bij dat gebruikers zo vaak mogelijk hun product gebruiken ook al is dat gebruik niet gezond te noemen.


Alweer enkele decennia geleden wisten de tabaksfabrikanten dondersgoed dat hun product uiterst verslavend was. Sterker nog, daar hadden ze voor zelf voor gezorgd. Toen de sector in de beklaagdenbank dreigde te belanden, probeerden ze de klokkenluiders te belasteren, juist zoals Facebook mevrouw Haugen in een ongunstig daglicht probeert te plaatsen.

Facebook verzet zich uiteraard tegen deze analogie. Het roken van sigaretten is volgens een woordvoerder niet te vergelijken met het downloaden van een social media app op je smartphone. Op die manier kunnen miljoenen en nog eens miljoenen mensen van de app genieten, aldus de woordvoerder. Dat was een wat ongelukkige uitlating. Ooit, in de jaren zestig voerde een topmanager van de tabaksindustrie tijdens een hoorzitting van het Congres precies hetzelfde argument aan: miljoenen mensen over heel de wereld genieten van het opsteken van een sigaret.

Bronnen:

The Verge, Facebook isn’t telling the whole story about it’s mental Health research. October 28, 2021
Washington Post, The case against Mark Zuckenberg: Insiders say Facebook’s Ceo chose growth over safety. October 25, 2021