De financiële sector in Nederland is te machtig

De financiële sector in Nederland is te machtig


Op 12 oktober j.l. heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het rapport ‘Samenlevingen financiële sector in evenwicht’ gepresenteerd en aan minister van Financiën Dijsselbloem overhandigd. In dit rapport legt de WRR de onevenwichtige relatie bloot tussen financiële sectoren samenleving. De conclusies zijn niet mals.

De Raad stelt dat afgelopen decennia de invloed van de sector op de economie en samenleving sterk is toegenomen. Zo zijn financiële producten en instrumenten een belangrijkere rol gaan spelen voor burgers, bedrijvenen (semi) overheden. Er is tot nu toe maar beperkte aandacht voor het feit dat de samenleving sterk afhankelijk is geworden van de financiële sector. Alleen al dat blote feit, zo stelt de WRR, vraagt om een heroverweging van bestaand beleid. De Raad doelt daarmee met name op de fiscale faciliteringvanfinanciële producten, zoals hypotheken. Door die facilitering is het gebruik ervan extra bevorderd. Het uiteindelijke resultaat is een ongebreidelde groei van de financiële sector. De samenleving is door haar grotere afhankelijkheid van de financiële sector erg kwetsbaar geworden voor verstoringen in de financiële sfeer.Daar weten we sinds het uitbreken van de financiële crisis alles van.

De WRR acht het wenselijk dat de samenleving in een betere verhouding tot de financiële sector komt te staan. Zij moet weerbaarder worden tegen onevenwichtigheden in de financiële sfeer. De WRR pleit daarom voor een doeltreffender financiële-sectorbeleid, naast beleid dat aangrijpt op de samenleving. Financiële stabiliteit en de financiële diensten zelf zijn van fundamenteel belang voor het functioneren van de samenleving. Er is hier kortom een rol weggelegd voor de politiek.

De veranderingen in de relaties tussen de financiële sector, de economie en de samenleving hebben tot een aantal maatschappelijke problemen geleid. Het eerste kernprobleem is de inherente instabiliteit van de financiële sector. Financiële crises zijn kostbaar. De reddingsoperatie in 2008 kostte de overheid en dus de belastingbetaler tientallen miljarden. Maar ook de individuele burger leed zware verliezen door de bankencrisis. Zijn beleggingen kelderden in waarde. De crisis pakte ook fnuikend uit voor de huizenmarkt. De waarde van huizen kelderden. Bedrijvenkregen te maken met een sterk terugvallend economische groei en het opdrogen van kredietfaciliteiten.

Maar ook in niet-crisissituaties zijn er kosten. Het sterk procyclisch opereren van de financiëlesector heeft als gevolg, dat er in een opgaande economie te veel krediet voorhanden is en er tijdens recessiesovermatig wordt geknepen. Ten tweede is er sprake van een grote dominantie van de financiële sector in de economie en samenleving. Zo worden huishoudens, bedrijven en semioverheden blootgesteld aan een veelheid van financiële producten. Zij zijn bovendien door hoge schulden dan wel (pensioen)besparingen extra gevoelig voor ontwikkelingen in de financiële sector. Het financieel systeem is hierdoor eerder leidend dan volgend of faciliterend geworden.


Ten derde versterkt de financiële sector de kortzichtigheid in de economie en desamenleving, waardoor financiële korte termijnprikkels belangrijker worden danlange termijnoverwegingen. Het hyperactieve gedrag van de financiële wereld zetde langetermijnoriëntatie in de reële economie en samenleving onder druk, terwijldeze oriëntatie noodzakelijk is voor het doen van investeringen in menselijk enfysiek kapitaal.

De Raad stelt vast, dat genoemde ontwikkelingen en de daaruit voorvloeiende problemen geleid hebben tot een gespannen relatie tussen de financiële sector en de samenleving. Dat acht de Raad niet wenselijk, omdat door de onderlinge spanningen de financiële sector tekort schiet in zijn bijdrage aan economieen maatschappij. Dit plaatst de Nederlandse samenleving en de politiekvoor een lastige opgave. Aan de ene kant pleit de Raad voor eenrobuuster financieel systeem dat de economische ontwikkeling ondersteunt. Aande andere kant is het zaak om de samenleving en de economie weerbaarder en minderafhankelijk te maken van de financiële sector.

Een terugkerend thema in het rapport en reden voor zorg is de tegrote afhankelijkheid van de maatschappij van het financieel systeem. Dat vermindert de weerbaarheid tegen verstoringen. Hoe meer er bijvoorbeeld geleend wordt voor huisvesting,des te groter zijn de effecten van rentebewegingen op de kosten van de lening.De huidige omvang en samenstelling van Nederlandse private schulden, in concreto hoge hypotheekschulden van huishoudens,zorgen voor kwetsbaarheden. Dat is sinds 2008 wel heel erg duidelijk geworden. Dat moet anders. De Raad denkt dan ook dat er eens kritisch gekekenmoetworden naar de stimulansen voor het aangaan van schulden, maar ooknaar de belemmeringen voor de financiering met eigen vermogen.

Het is een inmiddels bekend gegeven dathuishoudens, bedrijven evenals financiële instellingen bijna perversaandoende fiscaleprikkels krijgen om schulden aan te gaan in plaats van te kiezen voor financiering meteigen vermogen. Deze stimulans voor schuldfinanciering draagt bij aan de Nederlandseschuldenberg en ontmoedigt de inzet van risicodragend (dus eigen) vermogen.Voor de Raad is het duidelijk dat er om te beginnen een gelijke behandeling moet komen vaneigen en vreemd vermogen. Voor huishoudens betekent dit dat in een toekomstige belastinghervorming zoukunnen worden overwogen het fiscaal regime voor nieuw af te sluiten hypothekente normaliseren, door woning en hypotheek over te hevelen naar box 3 met eengedeeltelijke vrijstelling voor de forfaitaire rendementsheffing in box 3. Bijde huidige lage rentestanden heeft dit nagenoeg geen effect op de betaalbaarheidvan woningen.


Naast het verminderen van de financiële dynamiek denkt de Raad dat het noodzakelijk is om de onderhandelingspositie van burger en bedrijf te versterken. Kortom, er is meer tegenwicht nodig.Klanten van financiële instellingen dienen eropte kunnen vertrouwen dat de dienstenen producten die zij afnemen, veilig en betaalbaar zijn en dat financiële instellingenhierop op heldere wijze aanspreekbaar zijn. Daarnaast is het van belang datzij zich goed kunnen informeren over de voor-en nadelen van verschillende typenfinanciële diensten, zodat zij op deze terreinen goede keuzes kunnen maken. 

De Raad ziet daarom een grote rol weggelegd voor onafhankelijke informatie. In de praktijk blijkt echter dat nog teveel afgegaan wordt op de informatie van de aanbieders van de financiële producten. Het zal daarom niet eenvoudig zijn om die onafhankelijk informatie bij de burger te brengen. Het zou een handje kunnen helpen als die onafhankelijke informatie goed aansluit op de belevingswereld van de consument.

Een meer fundamentele stap is om klanten een sterkere positie te geven tenopzichte van de financiële instellingen. Hoewel informatie en onafhankelijk adviesdaarvoor belangrijk zijn, kunnen zij niet het enige antwoord zijn. Uit gedragswetenschappelijkonderzoek blijkt immers dat het effect van informatie op het menselijkkeuzegedrag niet overschat moet worden.Moderne informatietechnologie kan hierbij helpen, zie bijvoorbeeld de beoordelingenvan klanten zoals die op beoordelingswebsites van restaurants en hotels tevinden zijn. Er is hierdoor sprake van een empowerment, die perspectief zou kunnenbieden. Dit versterkt de onderhandelingspositie van de consument omdat zijhiermee een referentiekader heeft.



Voor een versterking van de onderhandelingspositie kan ook worden gedacht aankrachtenbundeling aan de kant van de consument. Net zoals de Consumentenbonddie collectief energie inkoopt voor deelnemerskunnen vergelijkbare structuren worden opgezet voor financiële producten, zo suggereert de Raad. Consumenten zouden erbij gebaat zijn wanneer er effectieve en zichtbare maatschappelijke‘waakhonden’ zijn die de belangen van consumenten behartigen.

Tenslotte denkt de WRR dat de sector zelf ook een steentje kan bijdragen om de positie van de consument te versterken. Natuurlijk bestaat er al zoiets als zorgplicht voor de klant, maar erg ver reikt die niet concludeert de Raad. Het afdwingenvan transparante producten zou meer centraal moeten komen te staan. De zorgplicht, dieis opgenomen in Nederlandse wetgeving, verbiedt financiële instellingen om klantencomplexe producten te verkopen die niet bij de klant passen. Dit is op zich mooi, maar het is nietduidelijk hoe dit zich verhoudt tot producteigenschappen dienauwelijks waarde hebben voor de klant, maar die wel tot extra rendement leidenbij de financiële instellingen.Terecht denkt de WRR, dat complexe producten bijna nooit in het belang van klanten zijn.

Het lijkt daarom wenselijk financiële instellingen te verplichten een zekere standaardiseringvan producten door te voeren. Instellingen zouden van bepaalde productendie ze aanbieden ook een standaardversie kunnen leveren, aangevuld met eenbeschrijving van de wijze waarop optionele producten hiervan afwijken. Dit kanook een goede methode zijn om de effectiviteit van informatieverstrekking te vergroten.Het standaardproduct dient als benchmark waardoor de ‘extra’s’ in de optioneleproducten beter opvallen en te begrijpen zijn.

Beter laat dan nooit. In een lijvig rapport zet de WRR uiteen, dat de doorsnee consument of ondernemer geen partij is voor de financiële sector. De kennisvoorsprong is gewoon te groot, evenals de jacht oprendement en winst. Toch is de WRR ook kritisch jegens de consument of ondernemer.Die is te goedgelovig en doet te weinig moeite om onafhankelijke informatie in te winnen, hoewel die wel voorhanden is. De financiële sector zal niet of amper veranderen, zo lijkt de Raad te denken. Ook van de zijde van de politiek verwacht zij evenmin het absolute heil en dus doet de consument er goed aan om zijn krachten te bundelen om zo zijn belangen te verdedigen of het nu gaat om woekerpolissen, onbegrijpelijkestructured products of te dure hypotheken.